Wally, Roos, Dewi en Isabel op reis

Costa Rica 2018: Nog wat Pacific!

Nog wat Pacific

Nicoya, weet ik iets van Nicoya? Wat we weten, weten we van onze oude buren uit Amsterdam en de foto’s, die ze van hun reis tijdje geleden naar Costa Rica lieten zien. Berend, Adelien, Laura en Daan, jullie worden bij deze ontzettend bedankt! Tijdens ons verblijf word ik door Constatinous, de Griekse eigenaar van hotel Los Mangos in Montezuma, op de hoogte gesteld van de tweede plaats op de ranglijst van toeristische attracties van deze plaats.

Nicoya dus. Dit schiereiland aan de Pacific is te bereiken met de ferry vanaf Puntarenas, de grootste haven van Costa Rica. Groot deel van Puntarenas ligt op een schiereiland met aan de ene kant strand en aan de ander kant ook water en mangrove. De zondag is de stad stil en behoorlijk shabby, veel rommel, oude huizen en zelfs ruïnes. Het strandtoerisme heeft betere dagen gekend, er staan nog best veel hotels langs het strand in lamentabele staat. Aan het begin van de stad zie je hele Costa Ricaanse families naar het strand gaan, uiteraard eet en drinkstalletjes. Het lijkt me niet makkelijk om zoveel mensen op een strand te krijgen en dat je er ook nog een living van kan maken. Er zijn gewoon niet zoveel lokale mensen en buitenlandse toeristen en er is zoveel strand, mooi strand, wild strand. Dus als Puntarenas ophoudt een toeristentrekker te zijn, dan komt dat waarschijnlijk niet meer terug. Begin jaren 90 waren we hier vanuit onze woonplaats Aruba en toendertijd [OK1] was Jaco niet meer dan strand met wat cabinas en nu is het dé badplaats.

Van de punt van het schiereiland vertrekt de ferry en voor iets meer dan 22 euro vertrekken we met vier en een auto voor de vaart die 1,5 uur duurt. De ferry is best modern, schoon en je kan er een goede kop koffie drinken. De kust ziet eruit of die voor expeditie Robinson is gebruikt.

Nicoya is een verrassing, the ace in the hole, het is een palet van groen, heuvels en iets van de weg af kleine bergen. Veel oerwoud, beetje bosachtig, niet de zompige oerwouden aan de Atlantische kust. Kleine plaatsjes, huizen met erven, een redelijk smalle weg. Veel mensen op brommers. De hoofdweg loopt iets langs de kust en van daaruit gaat een onverharde weg naar de plaatsjes met hun playa’s, waar Nicoya bekend om is. Surfers waren uiteraard de eerste toeristen hier. Amerikanen kennen dit en de grondprijzen zijn daardoor behoorlijk, vooral aan de kust.

Montezuma is in feite klein te noemen, een hoofdstraat van 200-300 meter. Terschelling-like heb ik die vergelijking niet al eerder genoemd, bij Tortuguero? Het is een hip plaatsje, yoga-les behoort tot de mogelijkheden. Er worden zelfgemaakte sieraden verkocht. Er zijn wat dure souvenier/boetieks. Er zijn restaurants waarbij de eclectische recepten worden geserveerd. Het veganistische Organico missen we helaas, omdat er een reggae band speelt, wat de temperatuur tot ongekende hoogte jaagt en de bij de volgende poging waren ze dicht. Montezuma afficheert zich ook als een milieubewuste en milieuvriendelijke plaats, ons verzoek om een rietje wordt dan ook niet gehonoreerd bij een restaurant, rietjes zijn plastic en slecht voor de aarde. Later spreek ik met de chef, een aardige man, waarbij ik opmerk dat als ik het beste wilde, ik helemaal niet in Costa Rica zou zijn.

De weg loopt wat verder naar de kust en er zijn hotels en hostels. Hostels hebben een keuken en gedeelde kamers/slaapzaal en hotels niet, echter dit gaat niet altijd op. Soms zijn hostels meer B & B en is er geen keuken. In elk geval is met 4 reizen reuzehandig en zit je met zijn vieren in vierpersoonskamers in een hotel, heel normaal in dit land voor de prijs van 4 x een hostelpersoon maar wel met eigen toilet en soms zwembad of airco.

We zitten in los Mangos, de mango’s. Onze veranda kijkt uit op een hoe kan het ook anders alweer een prachtig strandje tussen de rotsen waar je bij eb kan zwemmen en bij vloed kan vissen van de rotsen. Dit doe ik een keer en met veel succes. Er komt een riviertje op uit dat van de watervallen komt “om de hoek”. Er is een zwembad van behoorlijke afmetingen dat in goede staat is, de rest is behoorlijk aan vervanging en onderhoud toe. Er zijn ook Balinese stijl huisjes, verspreid over het grote terrein. Je hoeft niet naar een nationaal park met veel rijpende mango’s krijg je de apen cadeau tegen de schemering, eerst capucijnaapjes en later de brulapen, die je overdag al rondom in het bos hoort. Fotograferend krijgt Isabel een, gelukkig kleine mango, in haar gezicht gegooid. Als dierenvriend is ze er behoorlijk ontdaan van. We staan er ook niet meer al te dichtbij. Apen kunnen wel heel goed rijpe mango’s onderscheiden, die krijg je uit de bomen toegegooid. Na een wat langer verblijf vanwege de aangename ledigheid van de plek besluiten we naar Manuel Antonio te gaan, het oudste natuurpark aan de Pacific kust. Daarbij moeten we weer terug met de ferry en weer langs Jaco, de bekende badplaats in zuidelijke richting. We gaan niet naar Monte Verde met zijn nevelwouden in de bergen, de regentijd is begonnen en onze huurauto is geen 4x4 off-road. Het is allemaal onverharde weg. Veel van Costa Rica’s wegen zijn onverhard meer dan we vermoeden, daarom is over land naar het vaste land gaan niet alleen een omweg maar ook een risico met een gewone auto.

Manuel Antonio heeft een schiereiland en aan weerszijden ligt een strand, dat pal aan het oerwoud grenst. Men heeft de toevloed van toeristen in redelijk goede banen geleid. Buiten het hek echter is het een gedeelte van de dag druk met souvenierverkopers en gidsen die zich aanbieden, echter na vier merken we is het heel stil en neemt het oerwoud het weer over. De informatie is goed en de bewegwijzering van de paden ook. Een gids vertelde dat slechts 2% van het park door de toeristen bezocht wordt. Wat het bijzonder maakt, zijn de bergen die hier tot aan de zee doorlopen. Ga je weer iets noordelijker dan heb je een vlakte die aan zee ligt met tientallen kilometers oliepalmplantages langs de weg.

Het wordt tijd dat ik afsluit. Morgen naar huis, Roos, Isabel en ik. Dewi gaat weer verder, Nicaragua in en uiteindelijk weer Guatemala. Ze wil wel langer ergens verblijven als vrijwilliger oid. Anders reis je maar van hostel naar hostel. Ze heeft een blog www.dewimilou.nl

Een goede slice van Costa Rica kan zeker in twee weken, het land is niet zo groot, een auto huren kan goed, als je echt alles wil kunnen bereiken huur een 4 x 4. Verbindingen zijn goed en de bussen comfortabel en niet duur. Het is kleurrijk, de mensen zijn heel prettig, het is een behoorlijk veilig land, goede verbindingen en de natuur, die ligt voor je deur. Ben je echt helemaal in de biologie, geen groter soortenrijkdom dan hier en dan met name de vogels.

Pura vida, zeggen ze hier, het pure leven!




[OK1]

Costa Rica 2018: Life is a beach

Nederland heeft een kust, Costa Rica twee en wat voor kusten. Nog even erbij te noemen, die liggen dus elk aan een andere oceaan! De andere kant, de Stille Oceaan willen we ook zien. Dat gaan we proberen te halen in een dag.

Vroeg op, om zes uur gaat de boot van Tortuguero, zegt de eigenaar Luis. Luis is een gepensioneerde leraar van Brisas, zelf dacht ik dat die om 5.30 gaat. Ik ben al drie dagen rond vijf op, het went. In een junglesetting ga je niet om 12 uur naar bed.

In elk geval alles lukt en de boot vaart langs de waterwegen door het oerwoud, waar de zon opkomt. Af en toe stopt hij onderweg en stappen er locale mensen in. Keurig in de kleren, haren gekamd, ook kinderen, voor hun is het een gewone werk of schooldag. Voor in de boot is het behoorlijk koud, als eerste in lijn krijg ik de volle wind. Ben blij met mijn rugzakje, waarachter ik me wat kan verschuilen.

De bus gaat door boerenland, veeweides , maar ook langs grote industriële bananenplantages. Ja, hier komen onze bananen vandaan. Om de tros zit al om de boom een blauwe plastic zak. De reis gaat nu in omgekeerde volgorde, alleen heb ik het gevoel dat het nu veel sneller gaat. Rond tien zijn we al in San José. Om half twaalf staan we al bij de autoverhuur. Onze reservering is om drie. Meest van de tijd brengen we maar door in de MacD, die in een luxe wijk ligt. Villa’s met tralies, muren, razorwire en zelfs 2 wachthuisjes komen we tegen waar een jongen verveeld op zijn telefoon zit. Verbazingwekkend is dat iedereen blijft hangen in de Mac. Meeste mensen zitten goed in de kleren of schooluniform, gaan. Gaan naar de goede kapper, is dit de Beethovenstraat in A’dam Zuid? Ja, zegt Dewi, geen wonder, dat ze blijven plakken, lunchpauze in Costa Rica is twee uur. In elk geval, we krijgen de auto een nieuwe Hyundai sedan en zijn we via de tolweg en route naar DE badplaats van Costa Rica, Jaco-beach aan de Stille Oceaan. Zet de surfboards en de parasol maar klaar en doe het bier maar in de koelkast. Nu we hier toch dan zijn.

Coast to Coast in een dag, om vijf uur zijn we in Hermosa Beach, vijf minuten noordelijk van Jaco. En alweer hier, wat een pracht…..wat een strand.

Onderweg naar Jaco, de belangrijkste badplaats van Costa Rica, kom je over een brug, het is de grootste brug langs deze weg. Hij overspant de Rio Grande de Tarcoles. Het kan niet missen en er lopen toeristen rond. Je ziet er de felgekleurde lappen stof van de souvenier-stalletjes van ver, want allemaal verkopen ze fel gekleurde strandlakens cq. omslagdoeken. Je ziet de mensen over de brugleuning hangen. De attractie is volstrekt uniek in dit deel van de wereld. Heb je mazzel als je een krokodil ziet langs de waterwegen naar Tortuguero, hier zie je er wel dertig. Geen kleine jongens, 3- 4 meter lang. Lijkt me sterk dat ze niet af en toe iets fors te eten hebben, het is hier een veeteeltgebied. Mooi uniek, deze beesten komen uit de tijd van de dinosauriërs 350 miljoen jaren. Zoals een ranger me ooit vertelde, ze zullen er nog zijn als de mens als soort verdwenen is. Ze zijn de perfecte killing machine, ze kunnen tijden zonder eten en als ze honger hebben slaan ze bliksemsnel toe, bovendien ze hebben nauwelijks ziekten en ze geven niets om hypotheken.

Jaco is een begrip hier, dit komt in de buurt van een plaatsje aan de Spaanse Costa Brava. Voor de puristen onder ons het volstrekt een unicum hier. Het is druk maar beperkt en mocht je er een keer behoefte hebben aan “de stad” fast-food, taartjes, souvenirs, de bank, het postkantoor, een luxe supermarkt, het is er. En de mood is tranquilo, suave- rustig, vriendelijk.

Je kan je afkeren van deze stadsheid, maar als Randstedelingen hebben we eigenlijk geen recht van spreken, de ligging is alweer prachtig in een prachtige baai. Het oerwoud en de natuur liggen er vlak naast de deur. Met een voor vooral beginnende surfers perfecte set van golven. Dochters kunnen het weten, wat werkt aan het Noordzeestrand werkt hier ook zonder warmhoudend wetsuit.

Ons hotel the Sandpiper, ligt aan het topstrand voor gevorderde surfers, Hermosa Beach. Het betekent gewoon “Mooi Strand”. Over de heuvel Jaco uit een kilometers lang zwart zandstrand. Het gehucht is er een van enkele hotels, lokale huizen, een zeer lokaal uitziende supermarkt waar je alles van levensbelang kan krijgen, bamisoep, muggenspray tot kapmessen. En er is een uiterst zorgvuldig onderhouden dorpsvoetbalveld. Wonderbaarlijk, een man is er de hele dag mee aan de weer, maaien, sprinklers aan, ze moeten wel heel veel van voetbal houden. Na een dagje Jaco zien we waarom, er wordt een wedstrijd gespeeld en er zijn veel auto’s en zelfs een eten en drinken tentje.

Eten doen we maar bij de lokale patatas-boer. Nee, friet heeft hij niet meer, hij heeft nog calzado’s, lokale happen. In een hamburger daarin kan hij nog voorzien. Quatro hamburguesa’s dan maar. We zitten aan de houten tafel, kijken naar de dorpsbewoners en zij naar ons. Er zijn geen muskieten en de hamburger is heel okay. Prima zo de Pacific.

Het hotel heeft betere dagen gekend, was van een Amerikaan. Die is vertrokken, “moe van het harde leven Costa Rica”. Zie je wel vaker dat men de voortdurende hitte op latere leeftijd te vermoeiend vindt en de vertrouwde koelte van het oude moederland weer opzoekt. Yerlin, de nieuwe exploitant vertelt ons dit alles, zij heeft een aantal jaren met de eigenaar Greg gewerkt. We doen eerst moeite om Spaans te spreken, maar ze blijkt perfect Amerikaans Engels te spreken. De vorige eigenaar had het een beetje gezien, en voldoende geld, daarom dat hij een soort van keukentje bij elke kamer op de veranda zette. Hoefde hij het restaurant niet open te houden voor ze. Yerlin maakt met haar vriendin in elk geval uitstekende ontbijten: Continental, European en “tipico” de zgn. gallo pinto. Een soort nasi goreng, alhoewel het meer op een Surinaamse moksalesi lijkt. Rijst met bonen, dit is het typische Costa Ricaanse ontbijt. Je krijgt er gebakken eieren bij en gebakken banaan. Uiteraard kan je er van alles bij verzinnen als mogelijke aanvulling van de rijst rundvlees, kip. Ik vind het prima en gooi er royaal salsa op. De koffie is meestal prima en die kunnen we in ongelimiteerde hoeveelheden naar binnen gieten.

Jaco is surfen. Dewi en Isabel hebben er zin in, en de eerste de beste surfdude, die ons aanklampt wordt het ook. Het zij er twee, of el senor niet wat met de prijs kan doen? Nosotros Holandes, we vragen t maar. Ja, ok, bueno. Goed, goed. Om twee uur kan het feest beginnen, dan komt het getij in. Wat ons nog tijd laat voor lunch in de taart en broodjeswinkel. Het is duidelijk een laagseizoen, elk heeft een privé leraar. Beide zijn in hun nopjes. De meiden kunnen wel al wat surfen en dat is wel prettig, toch?

Volgende dag ben ik voor zes op, want ik wil het zien. Yerlin, de dame van het hotel, liet ons een filmpje zien van rode ara’s in een amandelboom van de hoteltuin. Om zes uur niets, ik ben al een beetje blij, want in Jaco zat er in alle drukte een rode ara in een boom te eten. Niet zomaar een parkiet uit het Vondelpark, wat ook al bijzonder is eigenlijk, maar een f… big papagaai, de grootste! Ik dommel weg en Isabel roept, ik hoor ze. En jawel, de een na de ander komt aangevlogen tot er 15-20 in de amandelboom zitten. Wat een voorrecht zomaar voor onze hotelkamer. Niets geen natuurpark, maar zo voor de deur. Horen doe je ze ook, als papagaaien ergens zijn dan is dat onmiskenbaar.

Costa Rico 2018: Muskietenkust

Muskietenkust.

Tortuguero, zwemmen wordt niet aanbevolen, niet verder dan knie-diep in de Caribean. Voor de rest is het, wat het zegt, dat het is, Balcon del Mar. Hostelet zeezicht! Een verfrissende wind waait er onder de overkapping door. De hangmatten wiegen zachtjes heen en weer op de wind. Ik ga er niet in liggen, dan ben ik verloren, want ik ben al sinds vijf uur op om op het strand te lopen en door een klein stukje oerwoud.

Dat oerwoud ligt 200 m verderop, over het strand en dan het bos in en over een parallel aan het strand lopend pad terug. Stiekem hoop ik op een eierleggende zeeschilpad. Geen kans, bijna geen kans, nog maar twee zijn er dit seizoen aangetroffen. Tortuguero, schilpaddeneiland ontleent hieraan haar faam, het dorp op een smalle strook land tussen de zoetwaterrivier en de Caribische zee.

Als toerist ben je even zoet om er te komen. De bus van 9 uur uit San José, met een overstap in Cariari, brengt je naar de rivierhaven van La Pavona. Waar je op een bark, die een soort van brede kanoe is, met een 150pk buitenboordmotor nog een uur lang door het oerwoud vaart. En als het meezit ben je tussen 2 en 3 ’s middags in Tortuguero. Evenwel heb je dan de gelegenheid om heel dichtbij kennis te kunnen maken met oerwoud, zonder dat je er een soort van expeditie of verzorgde reis voor nodig hebt. Je zit in een dorp op een eiland, dat van de meeste kanten door moeras en jungle omgeven wordt en aan een kant door een strand wat uitzicht biedt op de Caribische zee. En de kans om daadwerkelijk dierenleven te spotten is redelijk groot. Wat meestal niet vanzelfsprekend is in een oerwoud, tot aan het dorp is het onbedorven en ongeëxploiteerd.

De zon komt op uit zee aan deze kant van Costa Rica bij dit stuk behoorlijk verlaten kust, de Mosquito-coast, de Muskietenkust. Toch is dit een van de eerste kusten van het nieuwe continent die Christoffel Columbus heeft gezien. De ondoordringbaarheid ervan heeft haar beschermd, het land is laag, doorsneden met kreken en rivieren. Een gigantisch tropisch Biesbosch dat zich uitstrekt van Belize, Guatemala tot in Panama. Een aanrader is het boek Mosquito Coast van Paul Theroux , er is ook een hele goede film van gemaakt met o.a. Harrison Ford in de hoofdrol. Over een vader, die genoeg heeft van de consumptiemaatschappij van Amerika, waarvan hij vindt dat het slechter gaat. In de jungle daar wil hij met zijn familie een nieuw leven beginnen. Uiteraard zeggen de mensen daar, die daar al tijden wonen, waar begint die man aan. Chill, ya maanh. Ga het zien, ook het beeld van de natuur is heel natuurgetrouw, wie weet op Netflix.

Het is nu droge tijd, maar ik vermoed dat de regentijd hier de boel in regens en muskieten onderdompelt. Er zit 50% DEET in de rugzak in geval dat. Ha, een mooie bonus als de vaste lijn-boot vanaf de Pavona , dat nog in de “beschaafde per auto bereikbare wereld” ligt, na 5 minuten stopt om ons de gelegenheid te geven een flinke krokodil op de oever te zien.

Ons doel is /was vandaag het verkrijgen van cash in Tortuguero, we kijken of de ATM iets wil uitspuwen, want we gaan op excursie en we hebben wat te weinig geld. Van Dewi die al een tijdje door Midden-Amerika reist begrijp ik, dat excursies, outdoor-dingen leuk zijn, maar te duur zijn voor de “backpacker”. Leuk voor papsen en mamsen, die 2 weken de tijd hebben voor een “slice of adventure”. Costa Rica en ook Panama staan niet op de priority-lijst van de backpacker, te duur. Want wat is te duur? Dat is een slaapplek in een hostel voor meer dan $10,- per persoon. We hebben nu in 2 hostels gezeten en er was een keuken en dat helpt om de kosten te drukken. Je hebt mensen die er wonen en hun hele leven lijkt het in een hostel zitten.

De grijze man Guido, die de boel hier beetje onderhoudt, zegt tegen me , want mijn Spaans is zo-zo, ken jij die gringo van boven? Nee, die ken ik niet. Dat zal die andere ouwe hip zijn, ouder dan ik, die hier rond schuift. ’s Avonds springt hij op zijn fiets met zijn gitaar. Hier zegt hij niets. In San José zaten we ook in een hostel , daar had ik wel het idee dat je naam op je spullen in de koelkast zetten, net als in de studentenflat niet helpt! Onvergefelijk, mijn Ritter reep extra dark, gejat. Evenals het oude broodje uit het vliegtuig in cellofaan, net goed. Hier is de gezamenlijke keuken zo schoon als hij maar zijn kan in deze situatie. En zijn er weinig gasten zodat de koelkasten behoorlijk leeg zijn.

Toerisme heeft dit eiland wereldberoemd gemaakt, hoe anders was het in 1991 toen Roos en ik hier voor het eerst waren. De openbare telefoon staat er nog op het grasveldje. Daar kon je toen bellen, en iemand hield de tijd bij op een plastic stopwatch. Nu is er een ATM die het gelukkig op een creditcard doet, na gisteren niets te hebben gedaan op 2 giropassen. Pfieuwww, toch nog met de kano op excursie, want daar kwamen we toch voor de natuur “La Naturaleza”. Onze krokodil hebben we al gezien, best groot na 5 minuten in de boot op weg naar Tortuguero, 3 meter lang.

De gedachte aan een tropisch Terschelling komt bij me op, het duurt een tijdje voor je er bent. Veel natuur, en een druk stukje waar de winkels, touragencies langs liggen, het is toeristisch. Het ritme wordt bepaalt door de boten die binnenkomen, daarna kabbelt het leven rustig door. Het is er superrustig, er is geen gemotoriseerd verkeer. De mannen van de politiepost hebben twee Quads. Transport gebeurt veelal per bakfiets of vanaf de rest van Costa Rica per boot. Je kan je boodschappen in twee supermarkten doen. En er is goedkope accommodatie in diverse hostels maar ook luxere hotels, die aan de overkant van de rivier liggen, dus eigenlijk niet in het dorp meer. Voorts zijn er her en der langs de rivier resorts, waar vissers op bijzondere sportvissen kunnen vissen die hier in het zoete water van de rivier of zoute water van de zee leven. Soorten als “snook” en “tarpon”. Vissers laten zich vaak invliegen, de meeste naar het noordelijk gelegen Barra Colorado

We boeken een tocht in een “canoa” dat is een brede open kano, tegenwoordig van polyester. Wij zitten er met zijn vieren in. Peddelen hoeven we niet, Ronald de gids doet het. Het is een efficiënte boot, want hij peddelt hem met gemak in zijn eentje over de rivier met ons erbij en gaat met ons langs de rand van het oerwoud en later een van de kreken in. Hij hoort bij de officiële organisatie van gidsen van Tortuguero, soort Coöperati. Zij bieden ook tours in Engels. Hij is een native speaker, en lijkt me afkomstig van het zwarte deel van de bevolking die begin van de vorige eeuw de trien San-José-Puerto Limon hebben aangelegd en hier zijn gebleven. Een werkende maar ook een toeristische attractie, waar toerist en local gebruik van maakte. “The Jungle Train”. Onbruikbaar geworden door de aardbevingen die er van tijd tot tijd zijn.

Verblijven is veelvuldig vroeg opstaan en dan bedoel ik om vijf of zelfs eerder, dan heb je nog de kans om wat dierenleven te zien, of om een vroege boot te halen. José , de man van de gidsenassociatie brengt ons naar de tour. We beginnen hem ook al te kennen. Hij haalde ons op met een bordje bij de boot, Osvaldo Kobb, ja dat krijg je als je via booking.com boekt. Hij praat Spaans en ik begrijp het meeste. Ja zegt, die parkrangers, mooi baantje hebben die. Weekje werken paar uur per dag dan zijn ze weer tien dagen vrij. Muy tranquilo, muy relejado (relaxed dus). Hij besluit zijn betoog met: eigenlijk heb ik ook een heel relaxt baantje.

Het weer is niet zoals “Freddy Fender” een oudere grijsharige gids, die Engels spreekt, bij de boeking gezegd heeft, echt het regent af en toe maar een beetje. Het hoost van tijd behoorlijk, gelukkig niet de hele tijd, want dan zie je geen bal. Mijn broek is doorweekt, want die steekt onder mijn regenjas uit. Als ik tegen Freddy zeg, maar wat nu als het de hele tijd regent? (ik wil natuurlijk mijn geld terug dan…) Zegt hij ja, maar het is ook regenwoud. Hmmm, logisch. Hij lijkt op Freddy Fender de Tex-Mex, country zanger en hij praat ook zo, Amerikaans met een zwaar latino accent.

’s Avonds maken we nog een officiële wandeling door het park, officieel in de zin dat we een toegangsbewijs van het Nationale Park Tortuguero, hebben nog van onze kanotour. $15,- per dag. Je kan betalen per credicard, hebben we ons niet zo druk hoeven maken om cash geld uit de ATM te halen. Op onze wandeling in feite langs het dorp zien we drie brulapen, die eerste rang zitten aan de rand van het dorp. En misschien 100 meter van ons verblijf ziet Roos een paca, soort giga-marmot en ik ze hem even later. Als je dieren met rust laat komen ze ook voor vlak naast de deur, lijkt het.

In een reisboek lees ik over het andere Costa Rica, het Caribische deel. Dat is het ook, qua natuur, cultuur en een groot deel van de mensen. Je hebt helemaal gelijk José, muy relajado, maar eveneens mooi, bijzonder en hartverwarmend. En ook hier zijn de songs van Bob Marley nog altijd springlevend. Het volgende stuk land is oostelijke richting is Jamaica, toch?

Costa Rica 2018: Het is er allemaal!

Even heb ik lopen dubben, zal ik wel of zal ik niet schrijven over Costa Rica. Op het moment van wel en waarom? Omdat dat deze parel van Midden Amerika dat verdient. Ze noemen het wel het Zwitserland van Zuid Amerika en ik vind dat in zekere zin daarmee tekort wordt gedaan, Zwitserland heeft geen zee, Costa Rica heeft er twee, twee oceanen en alles wat erbij hoort op een dagreis afstand over de weg. Ondertussen is dat zelf uitgetest door onszelf. Een toch met boot, bus en huurauto. Er tussenin zit alles gepropt wat je maar in een tropisch land kan verwachten aan natuur. En wat meer, het is er nog! En je kan het zien. Dat het op Zwitserland lijk, slaat zeker op de neutrale opstelling, die het vredige Costa Rica heeft in het van tijd tot tijd roerige Latijns Amerika. Het is een land zonder leger. Ook zijn er veel ex-pats. Het staat bekend als duur voor hier dan , backpackers mijden het, maar uiteraard is het nooit zo duur als de VS of als West-Europa, het is wel duurder dan Guatemala. Costa Rica en ik gaan een half mensenleven terug, het was kort omdat er een ticket verder naar Zuid Amerika was, maar ik dacht, ik kom terug. Dat was in 1979, ondertussen is dit de derde keer, het is nu 2018.

De Centrale Vallei waar we aankomen na een lange reis met overstap in Mexico, is het hart van het land. Zoals zoveel Latijns Amerikaanse landen ligt de hoofdstad hoog, niet zo hoog als in Zuid Amerika, maar toch dusdanig, dat het er eigenlijk best heel lekker is, 24 C- 26 C overdag en koele nachten, waarin je goed slaapt. En een regentijd, die op het punt staat te beginnen. Rustig ook vrijwel geen toeristen in de hoofdstad. Echter die regens , al heel snel maken Isabel ik er kennis mee als we Dewi op gaan halen op het vliegveld. Dewi komt van Guatemala, en is van het naburige El Salvador via Panama op weg naar Costa Rica. Ze heeft 5 weken op een taalschool gezeten en twee weken in Guatemala rondgereisd.

Pension La Cuesta is in elk geval een plek die rustig is na een barre reis vanacht als in een volle Intercity die nooit stopt. Het ligt midden in de stad op een steenworp afstand van de Costa Ricaanse Kalverstraat. Het heeft een keuken voor de gasten, het is een hostel, echter van Dewi , die thuis is in het huidige backpackersgebeuren, is dat niet altijd het geval. Roos werd ook nog ziek in de laatste uren vd vlucht en overstap in Mexico City v 5 uur. La Cuesta, de helling is van hout, simpel en behoorlijk versleten, echter schoon. Echter voor wie er oog voor heeft, was het ooit vrij chique , historisch en van hardhout. Huis op een helling staat, is het als het ware een dijkhuis. Het huis bestaat uit schillen, er is steeds een schil bijgebouwd. De gang was vroeger een gallerij en daar zijn dan kamers tegenaan gezet aan de buitenkant. Mucho ambiente , veel sfeer. En het personeel is uitermate vriendelijk en behulpzaam. Ricardo, ik noem hem de man die altijd werkt, spreekt het beste Engels. ‘S morgens staat hij in zijn nette kleren en laptop klaar om naar zijn werk te gaan als ontwerper o.a websites, in de avond regelt hij een “Uber-rit voor ons als we Dewi eindelijk eens van het internationale vliegveld dat in Alajuela ligt kunnen halen.

Nou liep allemaal mis, Isabel en ik namen de bus naar verkeerde vliegveld, wat bijna nog in de stad ligt. Gelukkig de bus kostte bijna niets . Werden we bijna totaal natgeregend , uit de bus komend. Ondertussen een sms van Dewi in de bus terug, had het vliegtuig gemist in Panama, verkeerde gate was op boardingkaart en ze had haar horloge op verkeerde tijdzone. Ze kan nog met het vliegtuig vandaag mee en komt om 7.34 p.m. Het is buiten donker, en kan elk moment regenen, mooi dat we maar taxi nemen.

Ricardo van de receptie wist wel een oplossing - Über voor een kwart van de prijs van een normale taxi, is 30 EUR in plaats daarvan dus naar de airport voor een tientje. Terug met de normale bus voor $1,-. Dewi ook heel terug , blij dat we haar na een tijd weer zien. Opgelucht dat het dan toch geluk is om haar vandaag nog gelukt is om haar op te halen. Ze had als laatste in een surfdorp aan de Pacific in El Salvador, jazeker kan je heen als tourist tegenwoordig , ze hoort alles onderweg van medereizigers. Voor de backpackers is Costa Rica aan de prijs,daar gaan ze minder gauw naartoe. Al is dit hostel goede prijs waar we gemiddeld voor $7 p.p zitten . (Dormitorio is $10 in Costa Rica) Can’t beat that. Alleen reizen is duur net zo duur voor accommodatie als met twee, je betaalt net zoveel voor een kamer. Het is wel leuk zo’n hostel, er zit hier een stel hij Cubaan , zij Zwitsers en 2 kleine kinderen. In Cuba 2 maanden geweest en nu in CR voor vakantie . Ze vindt het wel relaxed hier, in Cuba ontbreekt het zelf aan een redelijk schoon toilet. Ze geeft nog goede tips over Guanacaste playas aan de Stille Oceaan. De mooiste (surf)-sttranden.

In San José zijn we in Jade-museum geweest . Mooi museum met veel Indiaanse spullen. Alleen toeristenprijs, niet zoals toeristenmenu, meer andersom.... $ 40 totaal vind ik aan de prijs voor een semi-ontwikkelingsland, doen ze overal tegenwoordig, die toeristen betalen toch wel. Is het Het Rijk's, dan zeg ik goed, prima.

De locatie van het hostel is echt top, midden in het centrum, alles is binnen loopafstand. Het shoppinggebeuren in het centrum, vindt plaats langs de Calle Central , ook om te eten is daar voldoende. Authentiek lokaal eten bij de Centrale Markt en elke denkbare Fastfood keten is er te vinden, voor sympatieke prijzen, zoals de Starbucks. Je kan zeggen van fastfood wat je wil maar de koffie, ja. Men schenkt hier overal een best aardige koffie, maar het is dan ook een belangrijke wereldkoffieproducent. De overdekte markt is een leuke plek en met gespecialiseerde kramen en je kan er prima terecht voor wat souveniers, maar ook natuurgidsen over Costa Rica’s natuur voor aantrekkelijke prijzen. De hoofdstad heeft niet echt oog voor restauratie en renovatie, maar af en toe zie je echt huizen waarvan je denkt dat zou het zeker goed doen voor het uiterlijk. Het is ook een werkstad. De taxichauffeur vertelt me dat drie van de zes miljoen Costa Ricanen hier woont. De ligging is echter spectaculair, kijk je voor je dan zie je de groene bergen tussen de gebouwen. Achter je en links en rechts van je zie je het ook.

Isabel was niet zo goed gisteren, hoop vandaag dat beter gaat. Andere dames zijn nu ok. Paps still standing. Klimaat hier lekker 26 C en 's avonds koel. Morgen flinke reis naar de jungle met bus en boot, richting Caribische kust. Drie nachten stad is wel weer mooi geweest.

USA 2016: New York, New York

Okay mensen, I am getting out, dit is het laatste van de overkant van de Atlantic. Als een Amerikaanse talkshowhost zou ik willen zeggen: Thank you for watching (listening en reading), you have been a great audience. Stay well and God bless! Jullie reacties waren hartverwarmend en ik zou zeggen go see als je de kans krijgt, het land en de mensen zijn heel ok!

We wachten nu op het vliegtuig Newark in New Jersey en zoals op de meeste Amerikaanse vliegvelden zijn er stopcontacten en USB aansluitpunten. Het WiFi internet is in elk geval 30 minuten complementary (gratis dus) daarna zal je je creditcard moeten trekken.

New York. Het is een blast, als het desert na een diner met vele gangen, zoals de ijstaarten waar de fonteinen sterretjes van af spatten. Dit is Grande Finale. Dit is Amerika en ook weer niet. Ik zou het op een bepaalde manier zelfs heel Europees, en in mindere mate Latino/Aziatisch willen noemen. Mensen die lopen, ja zelfs fietsen, zich in bussen, taxi’s en de metro verplaatsen. New Yorkers lopen wat af. In het gidsboekje staan een aantal wandelingen door de stad en dat voor een Amerikaanse stad. Vele nieuwe immigranten komen hier binnen en blijven hier, New York is Fusion.

Ternauwernood zijn we uit Phoenix gekomen, het was een heldere, normale erg hete dag. Echter tegen de tijd dat we vertrokken kwam er een duststorm opzetten en moest iedereen zo snel mogelijk het vliegtuig in. Door de niet al teveel aanwezige ramen zag je alles bruinig worden als een enorme smogsluier. We werden echter gered en het vliegtuig kwam toch nog weg. Raden waardoor? Door regen, verbazingwekkend regen in de woestijn. Later in New York zien we waarschuwingen voor Phoenix stofstormen en overstromingsgevaar!

Het hotel 91 rept op haar website dat ze in de buurt van allerlei oudere buurten zit, Little Italy en de Lower East Side en dat Chinatown in de buurt is. Het positieve nieuws is, het is midden in Chinatown.

Wat wil dat zeggen, dat je binnen 50 meter 5 restaurants hebt en twee bakkers naast de nodige kruideniers en groentezaken. Jammer dat je er niet kan koken, maar om de hoek is er een vis/groente-winkel waar elke dag verse vis wordt aangevoerd. Kokkels zo groot als je vuist en mosselen de helft daarvan, naast een assortiment van verse groenten en fruit. Mango’s zijn in NYC vaak een stuk schappelijker dan in Nederland van prijs, men voert het over de weg aan uit Mexico. Het slechte nieuws is dat je wel min of meer van Chinees eten moet houden.

Chinatown houdt het ook betaalbaar, voor de Amerikanen staan California en met name San Francisco en New York te boek als erg duur, en dan met name Manhattan. En het zijn veelal de New Yorkers zelf die klagen. Onze vriendin Patrice, die de laatste 10 jaar in het nabijgelegen New England en wel in Connecticut woont na een leven in New York vlakbij Broadway, vertelt ons dat de meeste mensen, die werken en o.a. de dienstverlenende banen hebben, schoonmakers, buschauffeurs, winkelpersoneel etc. dan ook niet in Manhattan wonen. Men is er ook niet gerust op dat het niet weer wordt als in de jaren 70 toen de middelklasse de stad uitgejaagd werd door het prijspeil van onbetaalbare huren en het algemene leven hier. In haar vriendenkring zijn er al mensen, die 10.000 dollar per maand aan huur betalen.

Niettegenstaande het feit dat je een beetje op moet passen zijn er legio koopjes te halen en dat zijn de Amerikaanse consumptiegoederen. Shop until you drop…..ligt het prijspeil al lager dan Europa, het is nu de zomeruitverkoop, all over de Nation ook hier dus. En kijk bij Century 21 dat tegen ground Zero, het plein waar ooit de Twin Towers lagen, een outlet waar men kledingmerken van Hugo Boss tot Superdry in de ramsj heeft voor prijzen 50-90% lager. Bovendien alles heeft airco, en er zijn altijd toiletten in de warenhuizen voor de klanten. Dit is in de hele USA geregeld, in alle winkelcentra, supermarkten en openbare gelegenheden zijn er toiletten waar je gratis gebruik van mag maken. Ook in de recreatiegebieden en grote parkeerplaatsen langs de Interstate Freeways is hieraan gedacht.

Mocht je denken dat het hier onpersoonlijk is, dan denk ik dat je het behoorlijk mis hebt. Men woont in zijn buurt, kent de buren. Kent zijn klanten. Wat ik vandaag zag, men kent zelfs zijn buschauffeur. Men wenste hem nog een prettige dag toe. Veel mensen maken gebruik van de bus, ook ouden van dagen die bijna niet kunnen lopen. De chauffeur kwam opeens met handschoenen uit zijn stoel. Ik dacht, wat gaat de goede man doen? Hij liet een lift naar beneden en er kwam een ouder man met een rolstoel in de bus, er werden banken ingeklapt en man en rolstoel werden vakkundig vastgezet. En niemand die dit ook maar enigszins vreemd vond, of ongeduldig zat te wezen. Verder op de route kwam er een heuse scootmobiel met berijder aan boord. Nadat de man met rolstoel al eerder was afgezet. De buurman restaurateur kent mij ook al inmiddels, in zijn restaurant met louter Chinese clientèle. Na mijn bestelling roept hij een paar bloedstollende Chinesche kreten naar de keuken. Even later is de bestelling verpakt, roept een luide maar klaarblijkelijk beleefde kreet naar me. Zal wel “mijnheer “ betekenen. Of wie weet “hey sucker from out of town”. Dan overhandigt hij het me beslist, maar vriendelijk en met een ferm gebaar, op een manier van: “Kijk, ik, de baas, heb ervoor gezorgd dat je de goede spullen krijgt, mijnheer.”

Op de trap van Grand Central Station maak ik een foto en sta wat te stuntelen op de trap, en er wil kennelijk een wat oudere gehaaste vrouw snel langs. Ze zegt “Excuse me, excuse me …….tourist”. Okay een geintje, de humor ligt op straat. In de jaren 70 toen ik hier voor het eerst kwam en misdaad welig tierde, was het een heel ander verhaal, toen maakte ik mee dat ze gewoon doorliepen als je wat vroeg.

In Century 21 begrijpt een Chinese heer niet dat hij bij een bepaalde kassa alleen met creditcards kan betalen. Hij sluit weer helemaal achteraan in de rij. Het personeel moet wel lachen om het mis verstand. Maar ze halen hem wel weer uit de rij en laten hem niet wachten bij de cash-kassa’s.

De Culturele zaken, daarbij hou ik het kort, National Historic Museum is een goede, maar probeer het te reserveren ofzo. Mocht je je reis door de VS in New York beginnen, er is ook heel wat over de oorspronkelijke bewoners, de Indianen en Eskimo’s, the First Nation Volkeren. We skippen het, ik heb het al 2 of 3 keer gedaan in de loop van de tijd en de vreselijk lange rij staat in de zon. Het is 100 graden F, dus tegen de 40 C. We wandelen verder rond in het gigantische park wat Central Park eigenlijk is. Haitiaanse fiets-chauffeurs staan lachend op de pedalen en rijden toeristen rond, pfff.

Architectonisch is er ook veel te genieten in en rond Manhattan, hoogbouw vanaf 1900 tot heden. De grote Modezaken rond 5th Avenue en hotels, d.i. de zuidkant van het Park, zijn ook altijd gehuisvest in prestigieuze panden.

Dewi en Roos gaan nog naar de MoMa, het museum voor Modern Art. Fridaynight blijkt vrij entree, dat is een hele meevaller, je betaalt anders $25 p.p. Musea-entree’s lopen tussen 20 -25 dollar. Dus heftig, overigens studenten hebben een speciaal tarief.

Ik wil het hierbij ook opdragen aan mijn vriend Onno, hij is er helaas niet meer. Als zeer geïnteresseerde in natuur, Amerikaanse cultuur, muziek zou hij e.e.a zeer zeker hebben gewaardeerd en New York zeker. In 2006 is hij ‘for the fun’ nog mee geweest naar een bruiloft van, toen nog in New York wonende vriendin Patrice.

For you homie.

Voor jullie ook, de zeer vele vriendelijke, beleefde en behulpzame Amerikanen. Ik besluit maar met de woorden die ik ’s nachts van een hardop dromende Isabel hoorde: “Eén dollar, I take it!”.

USA , we take it, anytime

USA 2016: De moeder aller ravijnen, stad midden in de woestijn

Vanuit Monument Valley rij je een heel eind door het gebied van de Navajo, niet een klein stukje maar een goede honderd kilometer vanaf Kayenta. National Monument lag al in het Navajogebied, hier zie je overal Indianen, in de pick-up truck, op de parkeerkeerplaats, op het toilet, op school, bij de bewakingsdienst. Ze zijn de grootste stam en in het vliegtuig Phoenix-New York komt regelmatig een reclamefilmpje langs, kom ons bezoeken, we hebben prachtige bezienswaardigheden, goede hotels, casino’s en kunstnijverheidsprodukten. In mijn vorige stukje meldde ik al dat er zilversmeedwerk is met de bekende turquoise edelstenen, weefsels veelal dekens en pottenbakkers werk. Het edelsmeedwerk is nogal ornamentaal en niet van bombast gespeend, denk richting cowboyfilms, knotsen van stenen in zilveren rozetten op een riem. Er is echter ook werk van meer geïnspireerd verfijnd karakter, maar dan zal je meer op zoek moeten gaan in een galerieachtige setting. We zijn op zoek geweest op diverse plekken Flagstaff en Phoenix, maar iets wat op de ring lijkt, die Roos nog heeft uit de jaren 90, hebben we niet kunnen vinden. De Hopistam maakt weer heel ander zilversmeedwerk, heel vreemd ligt hun gebied middenin omringd door Navajo Gebied. Ik wil best wat meer zien, maar mijn verblijf wordt beperkt tot de supermarkt in Tuba City.

Flagstaff ligt in een heel ander gebied, een hoogvlakte 6000 ft hoog, dus 2000 meter, eerst heb je een vrij droog gebied met heuvels die met lage dennen en junipers, jeneverbesstruiken begroeid zijn dan krijg je gebieden waarop open wouden staan met grote dennen, de ponderosa pines, dennenbomen. Ze noemen ze ook wel Cedars in het spraakgebruik. Flagstaff lijkt me een prima plek, wel warm nu maar ’s winters kan je er skiën en het ziet er goed uit. Bij binnenkomst raken we per ongeluk (?) verzeild in de Flagstaff Mall en het is summersale. Heeft America afgrijselijke kleren, kleden ze zich verschrikkelijk? Dat kan, maar wat dachten jullie van beanies, hoodies, Nikes, Converse, Vans, Esprit allerlei soorten jeans, outdoorkleding, fitnesskleding, cowboyboots, Jimmy Choo’s de basis ligt ervan in de US of A. tegen zeer aantrekkelijke prijzen. Ook voor outdoor spullen kan je er zwaar uit je dak van gaan. Overigens je zie nergens zoveel cowboyhoeden als in het 4 Cornersgebied, het heeft wat ongerijmds Indianen die cowboyhoeden dragen.

Goed, na onze winkeluitspatting gaat het weer naar de rent-a-tent in Williams waar we op de camping staan. Dit plaatsje ligt het dichtst bij de Grand Canyon, het is een leuk plaatsje met treinen die richting Grand Canyon gaan. Grote zwarte stoomlocomotieven, die de stoomfluit laten horen. Wooohooo! Je hoort het op de camping. We komen erachter wat Williams ding is, het is de route 66.

De route sixty-six loopt door de hoofdstraat van Williams en het is een mix van motoren en auto-nostalgia, oude Westerngebouwen en uiteraard met de nodige kitsch, maar zoals ze zeggen’it’s fun’.

De Grand Canyon is een enorme trekpleister. Ik heb verontwaardigde mensen vanwege de prijzen daar uit de McDonalds zien vertrekken, ik bedoel maar… Echter ga het zien, trek je niets aan van de toeristen, de hitte, nu makkelijk over de 40 graden, het gezoek naar een parkeerplaats. Verderop dan bij het bezoekerscentrum, wordt het rustiger. Het is een meer gelikte machine dan indertijd in de 80’s en 90’s, maar dat moet ook wel. Er komen jaarlijks miljoenen mensen, en het zijn er zeker meer dan de 4 miljoen waar ik van wist.

Je ziet het pas als je aan de rand komt en het in feite aan je voeten ligt. De aarde kwam omhoog en ondertussen sneed de Coloradorivier zich steeds dieper en dieper in de aardkorst en ontstond de Canyon. De rivier kan je van de rand net zien, je kijkt dus in een diepte van twee kilometer. We doen een stukje naar beneden, een halfuurtje dalen en dan een half uur weer hijgend naar boven. Een derde heftige poging zit er niet meer in voor mij. Tot aan de rivier in de jaren 80 met kamperen halverwege en in de jaren 90 tot aan Viewpoint wat 1000 meter lager ligt en waar je vier tot acht uur over doet. De schaal, de kleuren, de lay-out van de plateaus, de lucht erboven, het is groots. Only in America!

Phoenix ligt midden in de woestijn, een grote stad met freeways eromheen. Het heeft wat weg van Vegas, van LA, nieuwer en schoner. Scottsdale waar we zitten, is clean en aantrekkelijk. Dit is het einde van onze roadtrip, met airco, zwembad, hottub, full continental breakfast, palmen. Het lijkt op een Caribische strandvakantie zonder strand. Lekker…. En ze hebben een groot winkelcentrum Fashionsquare, in het ANWB-boekje bekend koel in de 42 graden woestijnhitte met een grote foodcourt met Mexicaans, Chinees, Tex-Mex, Organisch, Fillysteaks (uit Philadelphia) met overheerlijke kipbroodjes die ze op een hotplate voor je bakken en frietjes, wow met melted cheese of cheese en worstgehakt of gewoon recht toe rechtaan waar we uiteraard mayo bij vragen. Waar ze in de US niets voor vragen, want ze denken dat het erbij hoort zoals mosterd.

USA 2016:Woestijn indianen en oudere bikers

Moet maar weer eens aan de gang, loop een beetje achter. We zijn inmiddels van onze roadtrip, die in oostelijke richting ging al tot het meest westelijke punt gekomen. Qua bezienswaardigheid moet dat Cortez zijn geweest met het Mesa Verde National Park, als ik zeg dat dat de huizen zijn in de steile rotswanden, weet iedereen wel wat ik bedoel. Nu bewegen we ons weer in zuidwestelijke richting naar Flagstaff en een van de wereldwonderen ‘de Grand Canyon’ toe, de zuidkant daarvan, de meest toegankelijke en meest bezochte kant.

Alvorens daar te komen liggen er tussen Panguitch, met Bryce en Zion National Park als belangrijkste trekpleister en Cortes met zijn Mesa Verde National Park, nog een paar hele bijzondere natuurverschijnselen en niet alleen dat, er is een levend Amerika omheen met zijn eigen karakteristieken.

Waar ik over struikelde in het Visitorscentrum van Bryce is een prehistorisch broertje van de Limburgse Mesosaurus, deze heet “Tyrone” en is 15 m lang en hij zwom in het late Cretaceum en die ligt onder de Claronformatie, zeg maar het spectaculaire bovengedeelte van wat we zien van Bryce. Dewi gelooft me niet, maar ik zal haar de foto met tekst laten zien. Ook in Bryce was er vroeger zee net als in Limburg.

De weg naar Moab is vrij lang, een goede 250 mijl, en voert eerst een stuk in noordelijke richting langs allerlei kleine stadjes waar je nog voorbeelden ziet van typische Amerikaanse huizen en gebouwen, vaak van rode baksteen met een porch (veranda) ervoor. Ze lijken wel uitgestorven. Het is zondag natuurlijk en zelfs vele benzinepompen zijn dicht en de bevolking is mormoons. De radio staat aan op een countrystation en dat rijdt ontspannen. Bij Salinas staat een bord, next facilities 105 miles. Ik denk nog hoe bedoelen ze dat? Nemen ze me in de maling, mensen bang maken? We gaan toch maar naar de Subway voor lunch. En inderdaad het is zo, er is helemaal niets de volgende ruim 100 mijl, een goede 150 km, geen benzinepomp en niets te eten over de afstand Amsterdam- Almelo. Echt helemaal niets meer, dan het meestentijds in woestijn en rotsen veranderde landschap. Onderweg krijg je een idee wat er aan spectaculairs te verwachten is verderop. Op de grote parkeerplaats in het stenen niets, zie ik bewust mijn eerste Indiaan, hij staat langs de stoep en heeft er zijn handel. Sieraden, wat replicawapens en de bekende dromenvangers. Hij loopt op sokken over het uiteraard gloeiendhete trottoir. Hij is bruin, stevig, niet al te lang en heeft wel wat weg van een Indo, een Indische Nederlander. Voor de volgende duizenden mijlen zijn Indianen, First Nation Amerikanen, niet meer weg te denken uit het straatbeeld. Hier leven ze hun leven, niet altijd even makkelijk, maar dit is hun thuis en velen spreken alleen hun eigen taal.

Moab ligt nog in Utah en ligt als in een oase langs de Coloradorivier. Samen met de Green River, hebben deze rivieren met andere natuurkrachten vorm gegeven aan dit landschap met als absoluut hoogtepunt de Grand Canyon , een kloof die 2000 meter diep is. Moab is een gezellig stadje, dat is volgens mij altijd na een moeilijk begaanbaar gebied, men is blij dat dat achter de rug is. Er zijn de nodige toeristen en langs de hoofdstraat staan nog wel wat authentiek aandoende gebouwen toen het Westen nog wild was. Hier ook is de Coloradorivier in zuidelijke richting over te steken. In Westelijke richting stroomt ze door de immense kloof die Grand Canyon heet.

Wat valt me zoal op, wel dat zijn het grote aantal HD’s, Harley Davidson’s. Jawel, de motor en dan in de zware uitvoeringen met zadeltassen en dergelijke. En de berijders dat zijn oudere heren, waarvan je zou denken bedaard en sommigen zelfs al bejaard. “Old Hogs” net als in film met John Travolta, Martin Short en nog met Hollywood coryfeeën. Get your motor running, running down the highway. Hog is slang voor de motor, het zwijn, dus een vervaarlijk beest. Niet zo’n gierende Japanner, maar een HD, die dòk-dòk-dòk doet. Uiteraard te huur. Ik begin een vermoeden te krijgen dat hier ergens de ultieme toerweg ligt, de onsterfelijke Route 66, maar waar is dat ding? De eerste transcontinentale verbinding in een stuk van Chicago to LA, more than threethousand miles all the way, toch?

Moab is leuk, alhoewel het nog Utah is, hangt er toch een wat uitgelatener sfeer met leuke openlucht restaurants. De stad is ook duidelijk ook behoorlijk Latino, eten gaat ook voor een deel die kant op. Enchillada’s, taco’s, Probeer de blue corn nacho’s gemaakt van de blauwe mais, die de Indianen op hun mesa’s verbouwen. Vlakbij Moab 2 grote nationale parken Arches met enorme natuurlijke bruggen en Canyonlands, enorme vista’s over de canyons.

Hier is de Colorado nog een vrij normale rivier , waar nog een normale brug overheen past. Je zit dus in Moab ten zuiden van de Grand Canyon, waar de Colorada uiteindelijk op de bodem ervan loopt. Deze grote jongen is met zijn breedte van enige kilometers en diepte van 2000 meter niet te overspannen en vormt een gigantische geografische barrière. Evenwel bij Page ligt er een brug over de Grand Canyon.

Vanuit Moab is het een beste rit naar Cortes wat in een glooiende vlakte lig, af en toe zelfs saai te noemen. Rolling hills, beetje fransachtig. Met country en een luisterboek over het bejaarde leven van Hendrik Groen, op en via de radio best door te komen. In Cortes is het weer verblijven in de tent in combinatie met het plaatsje best een genoegen om te zijn. Mesa Verde ligt echt dichtbij en er zijn best forse voorzieningen voor een bevolking van 8000 zielen. Er zijn sowieso al 4 grote mammoet supermarkten, die niet alleen eten verkopen, maar ook kleding.

In Mesa Verde hebben de Anaszasi, de oude Indianenstammen, rotswoningen in de steile wanden gebouwd. Dat alles met een verbazingwekkende kunde. Zeker als je bedenkt dat ze in een steentijd leefden. Echter rond 1280 zijn ze plotseling verdwenen. Een raadsel, droogte, hongersnood, epidemieën. Joe de ranger, die ons in het enige rotsgebouw “Balcony” waar je werkelijk in kan, rondleidt, gelooft er heilig in dat de droogte de mensen uit de canyons heeft verdreven. Dat ze wegtrokken naar andere plekken, waar ze opgingen in de daar levende stammen zoals de Hopi. En dat ze tot op de dag van vandaag deel uitmaken van de Indiaanse cultuur in deze streken immers veel van de gebruiken zijn hetzelfde gebleven. We moeten wel een 10 meter hoge ladder op en tunnels door. Het is een bijzondere ervaring op een zo’n unieke plek en wel in een rotswand in een huis/nederzetting te zijn. Een plek met muren, vensters en deuren en heel bijzonder met een balkon.

In Cortes zitten we weer in een forse tent, hier nog flink onweer en regen, maar als dit stopt is het overwegend warm en zonnig. De camping is de beste die we tot nu toe hebben met voldoende toilet en douche-accommodatie. In Cortes zie je ook overal Indianen in het straatbeeld achter de kassa, in de bank, als klant, kortom dit is een heel ander straatbeeld. Dit is het 4 Corners Gebied, het 4 –landenpunt.

Niet al te ver van Cortez, geeft de plotselinge verschijning in het veelal lege, droge land van een casino aan dat we bij of vlak langs een reservaat rijden. Dit is het Ute-casino d.w.z. dat het door de stam van de Utes gerund wordt. Omdat de wetgeving in de reservaten anders is en gereguleerd wordt door een stamcommitees, is gokken er toegestaan, niet tegenstaande dat de staat waarin de staat waarin het reservaat ligt het bijvoorbeeld niet toestaat. In feite kan je nu dus all over America gokken en hoef je niet meer naar Las Vegas, maar kan je meestal in het nabijgelegen reservaat terecht. Hier zie ik een bord dat je er een Sirloin steakdinner kan eten voor $ 10,99, het lijken oude tijden.

Het landschap waar we doorkomen kan de typering woestijn of bijna woestijn dragen, het gaat honderden kilometers door. En onderweg bij het Four Corners doen we zelfs nog een stukje New Mexico, in Kayenta zitten we middenin het Homeland van de Navajo. Vertaald dus thuisland. Hmm, ken ik dat niet van Zuid-Afrika, Zulu-thuisland bijvoorbeeld. Hier dus Navajo-thuisland. Vlakbij ligt het wereldberoemde Monument Valley, in talloze Western films gebruikt. We gaan er een sunset afwachten. Het spant erom want het is bewolkt en regen hangt in de lucht. Op het moment supreme trekt de boel open, en laat de zon haar licht vallen op de tafelbergen. Volgende dag gaan we terug alvorens verder te rijden naar weer eens een rent-a –tent in Williams niet ver van de Grand Canyon, de absolute topattractie in dit geheel van rotsachtige bezienswaardigheden. De afstanden tussen onze overnachtingsplaatsen worden kleiner en we hebben dan ook geen haast.

Volgende dag is het nog redelijk vroeg, we gaan een stukje van de onverharde weg doen, je ziet de tafelbergen van wat dichterbij. De kracht ligt denk ik in de ongekende schaal van de tafelbergen in de vlakt en het licht wat erop schijnt. Je kan ook bij diverse stalletjes op diverse plekken volksnijverheid kopen voor zeker in Amerika schappelijke prijzen. Ze hebben het zeker niet breed de Navajo’s of welke indianenstam dan ook en de inkomsten hiervan zijn behoorlijke meevallers in hun bestaan als schapenfarmers in dit droge land. Het zijn kundige zilversmeden, pottenbakkers en wevers. Het Nationale Park is dan ook een tribal land en de toegangsprijs is dan ook apart van de passepartout-pas die we hebben voor de National Parks, en komt de coöperatie ten goede. Prima zaak, ze hebben niet zoveel van Amerika te verwachten, nog steeds niet.

Ze waren trouwens heel aardig tegen ons. Op een vorige reis stonden er langs de weg drie borden. Zoiets als Indian juwelry - good prices -and friendly , too. Een gids, denk ik van een tour met pick-ups met bankjes erop, want daar liep hij later naartoe, gaf me ongevraagd een hele uitleg bij een hogan. Een ronde aarden hut waarvan de zijwanden en het dak van hout zijn, waar men dan aarde op aanbrengt. Een soort van ronde molshoop wordt het dan. De dakconstructie is bijzonder kunstig, er zijn geen stutten nodig en door de opbouw van steeds een andere laag stammen krijg je een soort zelfdragende koepel. Hogans dienen als vrouwenverblijf of als mannenverblijf, niet om in te slapen, maar als plek om samen te komen en elkaar te onderrichten en om er te overleggen. Duur geintje, de bouw, vertelt de man 30-35.000 dollar omdat de stammen uit de bergen gehaald moeten worden en ook arbeidsloon, ja dat gaat gewoon door in de 21e eeuw.

Onze dochters worden ook vaak belangstellend bekeken, ze zeiden ons dat ze heel Indiaans leken. Vaak wilden de meiden ook niet bij een stalletje met souveniers kijken, vonden de mensen zielig. En bijna verplicht om wat te kopen, al heeft geen enkele verkoper gezegd, dit moet u kopen, dit is zo fantastisch. Of ik heb het zo beroerd koop a.u.b. wat. Naast de toegangsweg is er een groot gebouwencomplex dat we de dag ervoor al gezien hebben. Wat zou het zijn? Het blijkt de Indianmarket te zijn, een vaste markt met allemaal winkeltjes, de meeste zijn leeg, er zijn nauwelijks toeristen, de handel is dood. Zo te zien zitten ze daar gewoon gelaten te wachten en misschien komt er de hele dag niemand. Dit is niet mainstream Amerika. Het lijkt op Derde Wereld in de USA.

USA 2016: Winner, winner

Na de verzengende hitte van Death Valley wordt het ietsje beter richting las Vegas, al blijft het woestijn. Een voortzetting in veel gevallen van wat je in Death Valley ziet, alleen wat minder fotogenieker dan wat je daar aantreft. Las Vegas is slechts 120 mijl = 195 km van Death Valley. Death Valley is in California en daarom ook zie je de prijs van benzine gelijk zakken, ook de prijs van een Large Coke gaat een derde naar beneden. Dit is een graadmeter van het prijspeil. Er bestaat toch ook een MacDonald-index, voor hoeveel kan je een vast mandje eten en drinken kopen in een bepaald land.

Las Vegas is een bijzondere stad, het ligt in een vallei gedeeltelijk omzoomd door bergen en uiteraard woestijn. Er wonen een miljoen mensen midden in de woestijn, ooit tot bloei gekomen door de gangsters uit het Oosten van de US, aangetrokken door de liberale wetgeving in de staat Nevada, die hun misdaadgeld wilden investeren. Nu is alles in de loop van de tijd genormaliseerd en investeert bijvoorbeeld MGM, de filmmaatschappij, er ook in.

De huidige genomineerde van de Republikeinen Donald Trump heeft er ook een hotel, het is een luxe hotel en het gokken moet men maar elders doen.

Circus Circus is ons hotel èn casino. De grote hotels en casino’s staan op een stuk wat de Strip heet en hebben een thema. Dat is hier het circus. De eerste verdieping is een soort kermis, gevuld met kermisspelletjes, sommigen zijn zo te vinden op de kermis van de Santpoortsche feestweek. We proberen zoveel mogelijk basketballen in een bepaald tijdbestek erin te gooien, daarna spuwt de machine kaartjes uit en die kan je gebruiken om in te wisselen voor prijzen. Voor iets behoorlijks zal je behoorlijk veel punten moeten hebben. Ook zijn er trapezewerkers aan de gang van tijd tot tijd. Er zijn indoordraaimolens en achtbanen. Het hotel heeft echter zijn beste tijd gehad en zal denk ik ook wel een keer danig gerenoveerd, of eerder nog gesloopt, worden. De Strip is voor een flink deel een bouwterrein.

De schaal van de hotels annex casino’s is hier gigantisch. Bij Circus Circus zijn er 3373 kamers. Het is even schrikken, de incheckbalie lijkt wel eentje voor een vliegmaatschappij. Beter nog voor op een luchthaven, het is echter goed geregeld. De man aan de balie vraagt: ‘Wilt u op de 28e, hoogste verdieping?’ Welja, nu we hier toch zijn gelijk naar de upperfloor. De Amerikaanse clientèle is zo te zien niet de meest vermogende laag van de bevolking en komen vaak met het hele gezin, een paar daagjes uit. Het zal ze voor een paar dagen evengoed een vermogen kosten. Amerikanen hebben weinig vrij en hebben veel geld over voor entertainment, zover is me wel duidelijk. Aziatische Amerikanen en Amerikanen van Latijns Amerikaanse afkomst en Westeuropeesche en Chinese toeristen van overzee.

Winner, winner chickendinner. Die zin uit de film 21 staat me bij. Student, type whizzkid wordt gecoached door slechterik om met Blackjacken, 21-en een fortuin te vergaren. Ook ik wil het wel (weer eens) een keertje proberen, op de crapstafel. Uit de films kennen de meeste Nederlanders het wel, de tafels waar ze met dobbelstenen gooien en waar ze staan te roepen en te schreeuwen. Net als bij American football weet geen Nederlander hoe het werkt. Na de jaren op Aruba met haar Amerikaanse stijl casino’s weet ik hoe het werkt.

Las Vegas is echter veranderd, begin jaren 90 werd je in de watten gelegd met goedkope hotels en restaurantaanbiedingen voor bijna niets, zolang je maar speelde. Bovendien kreeg je gratis drank als je speelde. Een paar crisissen verder en ook failliete casino’s en dat alles is niet meer of in afgeslankte versie. Je moet nu Californische prijzen betalen. Geen sirloin steakdinner of lobster meer voor $ 10-15 of voor 1-2 $ een x-large broodje worst met bier. En de minimum inzetten zijn flink verhoogd, een Blackjacktafel of Crapstafel met een minimum inzet van vijf dollar zal je niet meer vinden, zelfs in Circus Circus niet. Op automaten wel, maar dat gaat niet gebeuren, dat kan je thuis ook wel, toch? De meiden doe ik het voor op een Craps automaat met uitleg. Ze snappen er niets van. De automaat is een raar ding, iedereen heeft een touchscreen met de lay-out van een crapstafel en het maakt geluid en zegt dingen die live croupiers ook doen. In het midden is een soort glazen stolp waar twee giga-dobbelstenen in een luchtstroom rondwervelen en na de gooi ook weer neerdalen. Leuk, na 5-6 gooien druk ik op de “cashknop”. Mmmm, niet slecht…. Winner, winner, chickendinner $ 1,40 in de plus. Daarvan kan ik 2 prentbriefkaarten kopen. Tijd voor een wandelingetje langs de Strip.

De Strip is ’s avonds gevuld met auto’s die langzaam op en aan cruisen. De hoge temperatuur ook nu ’s avonds, toch zeker minimaal hoog in de dertig, maakt het lopen inspannend, de afstanden zijn groot. Wat ook niet helpt zijn de grote terreinen waar ooit casino’s stonden, die of gesloopt worden of waar men volop aan het bouwen is. Het gedeelte waar echter nieuwe casino’s zijn verrezen, is zeker indrukwekkend. Het Venetian is in Venetiaanse stijl opgetrokken met heuse kanalen en gondels met ook een replica van de San Marco, full size of bijna full-size. Verderop staat een Eifeltoren. Dewi is helemaal opgetogen, we gaan de boot zien bij Treasure Eiland, uit de film Miss Congeniality met Sandra Bullock, jullie moeten die kennen inmiddels 20 keer op TV geweest. Ergens onderweg is er een zingende fontein waarbij de stralen en het licht een show opvoeren op de muziek. Nostalgia voor mensen op hoge leeftijd inmiddels, hier echter klassiek geworden, contemporaire geschiedenis. Frank Sinatra, Dean Martin, Perry Como, dat soort werk. Gillende jongeren, inmiddels is Las Vegas ook een partybestemming geworden. Springbreaktoestanden, neem ik aan. I do not wanna know.

Morgen naar Utah, naar de camping voor de rent-a-tent in een klein plaatsje. Geen auto’s, loeiende airco’s, spontaan groeiende bomen en frisse lucht. Leaving Las Vegas

Panguitch is een klein All American plaatsje. De staat Utah, de meerderheid hangt het Mormoonse geloof aan. Donny Osmond kwam uit deze staat. Hij heeft het tot wereldpopster geschopt en zijn broers ook. Een soort keurige exponent van het zingende jongste broertje, blank met aan het andere kant Michael Jackson ook het zingende jongste broertje. Twee straten die elkaar kruizen, vrij groen omringd door heuvels en qua temperatuur ook aangenamer. Bossen en rangeland, zeg maar min of meer wilde weidegronden. Dit zijn koeien voor de vleesproductie, meeste zijn zwart en niet extreem groot, dat zijn Angus koeien. Er staan ook wat traditionele huizen en gebouwen en ik denk dat er behoorlijk wat toerisme is. Springplank naar twee grote nationale parken Zion en Bryce. Het is de great outdoors. Wandelen, hiken, kamperen met kampvuur, vissen en jazeker ook jagen. Rondcrossen door de natuur behoort ook tot de mogelijkheden. Er staan heel wat ATV’s een soort autootjes met kleine terreinbanden, All Terrain Vehicles. Families rijden erin rond met allemaal een helm op. Mooie dingen om van A naar B te komen door ruw terrein, maar niet om er als hobby in te zitten. Genoeg off-road gereden naar een mooie plek, maar als bezigheid een dag lang is het een hoofdpijn-verwekkende tijdsbesteding.

De buren hebben drie ATV’s aan de overkant van onze geweldige “glamping”-tent. Ik ben zeer onder de indruk van onze hut. Een woonkamer en twee slaapkamers, een huis van dik doek met een geraamte van het lijkt wel soort steigerbuizen. Het is eigenlijk een tent met daarover nog een dak van zeildoek. Het zal ook wat wegen, denk verscheidene honderden kilo’s. Veel degelijk uitgevoerde IKEA-spullen, het tentenaccomodatiebedrijf is een Nederlands bedrijf, veel Nederlanders dus ook op deze camping, ouders veelal met tienerkinderen. Het bedrijf pacht de plaatsen en hebben op diverse interessante plekken langs de route California, Zuid West USA hun straatje op een camping.

Ik kan het niet laten om aan de “rep” (representant), de Nederlandse Bram te vragen, enne hoeveel kost dat nou? Het gaat richting 15 mille, aardig wat dus, maar dan heb je ook een tent als een huis. De andere tenten zijn oppomptenten, dubbele Karstententen. Goed voor een vakantie, maar voldoen voor het seizoenlange staan toch minder, wat ook zal blijken. Op den duur willen ze echter alle tenten door ons soort tent vervangen. We hebben mazzel, we hebben het showmodel!

De camping staat voor de rest vol met Caravans, Campers en Motorhomes. Amerika heeft genoeg aan zijn eigen toeristen. En keuze genoeg, je kan van Alaska naar de tropische stranden van Florida rijden en je eigen huis meenemen. Er staan zgn. “fifth wheels” dit zijn in feite opleggers om aan de zware pick-ups te koppelen, enorme gevallen met vaak uitschuifbare zijwanden.

Een dagje Zion met daaropvolgend Bryce National Park wordt een dagje Zion. Zion is een canyon, een diepe steile vallei. En is bekend om zijn steile rotswanden, die in allerlei mogelijke patronen door water en temperaturen zijn bewerkt. Het is veelal rode steen, de Navajo zandsteen die het geheel bepaald. Op sommige eilandjes op de rotswanden groeit dan wat vegetatie tot grote bomen aan toe. Alle bijzondere uitsteeksels, toppen en opvallende zaken hebben in het algemeen bijbelse namen omdat de Mormonen de eerste blanken waren die in dit gebied doordrongen. Dreigende regen en het late tijdstip doen ons besluiten om Zion de volgende dag maar te doen. Dan gaan we ook gelijk op weg naar Moab, ook in Utah gelegen.

Onderweg een paar regendruppels, in Panguitsch regent het en behoorlijk, urenlang. Bram de tentenmanager krijgt het druk, hier en daar lekkages. E.e.a schijnt wel op te lossen te zijn, hij moet weg doordat er nieuwe mensen zijn, die moeten in de laatste tent. Deze tent lekt dus en klant is behoorlijk gepikeerd. Het draait erop uit dat zij in het blokhutje, de trekkershut van Bram gaan slapen, en hijzelf in de defecte tent. Hij doet ons nog het verhaal dat hij ze meldt dat dit echt een heel ongebruikelijke toestand is, dat hij er al 8 jaar komt en dat het nog nooit geregend heeft in die tijd.

Seems it never rains in Southern Utah, no it pours…

In Amerika mogen minder dingen dan in Nederland. We komen erachter. Zijn vriend komt binnenkort over uit Nederland. Vriendlief is ook nog eens donker. Heel voorzichtig heeft hij het aan een van de medewerkers van de camping al gemeld. Het zijn uiterst vriendelijke mensen, de meesten zijn senioren in knalgele (KOA)T-shirts. De medewerker heeft hem discreet gemeld dat hij wel iemand in de gemeenschap kende die hem kon helpen met dit probleem. Genezen wellicht? grijns ik. Er is zelfs een wet in Utah, die uitingen hiervan strafbaar stelt. Gelukkig loop ik niet in het rose, met een paarse chihuahua rond, zucht onze rep.