Wally, Roos, Dewi en Isabel op reis

23. Jungleland

Het lijkt wat onduidelijk, wat er in de diverse reisgidsen staat, maar hoe kom je eigenlijk in Taman Negara, het 3500 m2 km grote nationale park met zijn 130 miljoen jaar oude ongeschonden oerwoud, het oudste ter wereld? Bussen, treinen, boten, het lijkt erop dat het twee dagen gaat duren voor je er bent.

Gelukkig heeft men een soort toeristisch reispakket vanuit de Cameron Highlands. Busje-trein en dan weer een busje, het is allemaal op elkaar afgestemd. Zes uur weg en 's middags twee uur bij het dorp Kuala Tahan en de hoofdingang. Kost wat, maar dan heb je ook wat.

De trein is het spoor dat in feite van Bangkok naar Singapore loopt. Ons stuk gaat van Gua Musang naar Jerantut en wordt in de wandeling ‘de Jungletrain' genoemd. Ik raad iedereen ook ernstig aan niet te ver uit de open wagoningangen te hangen, de boel is zo dichtgegroeid dat de takken zo'n beetje tegen de trein zwiepen. Een groene tunnel met af en toe een beetje opener als het rubberplantages betreft, deze bomen hebben niet zo'n dicht bladerdak.

Het busje dat ons van Jerantut ophaalt en naar Kuala Tahan brengt, scheurt als een dolle door de uitgestrekte oliepalmplantages met uiteraard de behoefte en het gebruik van de spuugzak, met name Isabel heeft last. Vandaar onze voorkeur voor de trein.

Als de wereldbehoefte aan bio-diesel toeneemt zal het areaal aan oliepalm, nu al gigantisch in Zuid Thailand, Maleisië en ook in Sumatra, alleen maar toenemen. Er zal meer oerwoud geveld worden, zodat Taman Negara en wat andere parken alleen als zielige stukjes natuur over zullen blijven met misschien een enkele tijger en een Maleise aboriginal.

Oliepalm is de voornaamste leverancier van plantaardig vet en zit o.a. in onze margarine en zeep, maar kan ook heel goed als bio-diesel gebruikt worden. Het is een andere palm als kokospalm en heeft vruchten zo groot als eieren die in grote trossen zitten.

Als je van natuur houdt, dan zou Taman Negara alleen al een bezoek naar Maleisië waard zijn. Het is makkelijk bereikbaar en je kan er op eigen houtje kennismaken maken met oerwoud zonder dat je gelijk een expeditie hoeft uit te rusten.

Vanuit het rivierdorpje Kuala Tahan nemen we het pontje naar de overkant voor 20 eurocent p.p. waar het hoofdkwartier is en een luxe lodge. De lodge heb je niet nodig, er is accommodatie genoeg in het dorpje van 6 euro (fan) tot 20 euro (airco) per kamer, desgewenst kan je voor een luttel bedrag kamperen vlak achter het hoofdkwartier of verderop in het park. Alle kampeerspullen zijn te huur.

We houden het bij een eenvoudige wandeling. Parallel aan de rivier loopt hoger op de heuvel een pad dat ons naar de Canopy Walk brengt, een loopbrug door de boomkronen. De kinderen zijn al helemaal hiervoor te porren toen Roos erover begon. Roos spit meestal de meer gedetailleerde informatie door en is van de exacte planning.Ik ben meer van ja, laten we daar en daar naartoe gaan, want het is leuk en de moeite waard zus en zo.

Zo dicht bij het hoofdkwartier is alles prima bewegwijzerd, en zijn er borden met informatie over diverse planten. In de schaduw van de bomen is het relatief koel, maar na enige tijd is het toch zweten geblazen, het is er behoorlijk vochtig. Onderweg zien we nog apen, de alom tegenwoordige makaak en de uit Thailand reeds bekende dusky langur, de grauwe langoer. Het is er stil, ieder geluid uit de boomkronen of uit het bos hoor je al snel. Het vallen van takjes, je stopt en je kijkt. Zo zien we ook een hert dat bij ons vandaan loopt. We blijven alert voor slangen na Thailand. Ik heb niets anders dan sandalen, de rest loopt op gympjes. Grote dieren zal je slechts met moeite en geluk zien.

Olifanten, de gaur, het grootste wilde rund, tijgers, andere katachtigen, tapirs, de Aziatische neushoorn, de wilde Aziatische boshond, deze grote zeldzame dieren zijn er allemaal maar je zal ze zelden zien. Een nacht of zelfs schemering in een schuilhut, stevig gebouwd van beton of hout geven je wel een kansje hierop en in elk geval herten en wilde zwijnen. Ik moet helaas passen, voel me niet zo best, koudje gevat in de bergen.

We gaan ook een keertje zwemmen en vissen met een handlijntje in een junglerivier op een uurtje gaans van de ingang en onderweg zien we een varaan, blauwe fazanten en apen. Prima, we zijn geen olifanten gewend.

Na lang twijfelen doen we het, we nemen een korte tour van twee uurtjes om de Orang Asli te zien, een groep van de oerbewoners van Maleisië. Er leven tweehonderd van hen in en rond het reservaat en ze zijn de enigen met toestemming om te jagen en te verzamelen. Het heeft iets van aapjes kijken, maar dan naar mensen...We doen het toch, want onze nieuwsgierigheid wint het.

Onze groep Batek, zoals de stam heet woont iets verderop de rivier op. We komen er drijfnat aan, onze gids vindt het kennelijk mooi om ons bij het nemen van de stroomversnellingen extra nat te maken. We balen en we are not amused, het is bewolkt en om nat in een varende boot te zitten is niet leuk. En we zijn niet gewaarschuwd, de rest van de groep is klaarblijkelijk gewaarschuwd want die waren al eerder met haar op excursie.

De groep Batek bestaat uit veelal jonge vrouwen en vrij veel kleine kinderen. Ze vinden het wel leuk om bezoek te krijgen. Ze zijn goedlachs maar ook wel verlegen. Qua uiterlijk verschillen ze heel erg van het merendeel van de Maleisische bevolking, die Chinees, Indiaas of Maleisisch zijn, ze zijn niet al te groot en donker negroïde met gekroest haar.

De enkele mannen die er zijn geven een demonstratie blaaspijp schieten. Wij proberen het ook. Roos schiet raak. Met hun blaaspijpen met giftige pijlen schieten ze beesten die niet op de grond leven. Ze geloven dat de beesten in de bomen rein zijn. De hoofdman is er niet, hij is met de meeste mannen al twee weken op jacht. Hoeveel eeuwen, nee, millenia is het niet geleden, dat ik kon zeggen. Ik ben er even een paar weken niet, want ik ben op jacht. En toch is dit hoe de mensheid leefde, jagen en verzamelen. De Batek planten af en toe wat, maar kappen en branden voor het planten doen ze niet. Dit is wat de vrouwen doen, evenals het vangen van vis wat ze met de hand bij zonsondergang doen, als de vis zich naar de kant begeeft.

Het is ook triest, ze doen niemand kwaad en toch is hun manier van leven en cultuur gedoemd om te verdwijnen. De Maleisische regering doet ook nog eens zijn best om er 'normale' mensen van te maken en stimuleren dat de kinderen naar school gaan. De kinderen en de ouders willen dit niet. De kinderen willen niet omdat ze dan bij hun ouders weg zijn.

Een Russische toerist van ons kleine groepje reageert geschokt, als een van de Batekjongetjes van acht, naar hem roept 'Go away, go away!'

In een dag bereiken we, na eerst 's morgens met een lange smalle houten rivierkano door de jungle naar Kuala Tembeling te zijn gevaren voor onze verdere connectie, de drukke hoofdstad Kuala Lumpur.

Alvorens daar te komen stopt onze gecharterde taxi voor het Olifantenweeshuis Kuala Gandah in Lanchang. Een laatste stukje bedreigde natuur. Hier worden door de regering verweesde en probleem olifanten opgevangen en gesocialiseerd. Het publiek wordt aktief betrokken bij het voeren en het wassen van de olifanten, zo ook Dewi en Isabel. Die het dan ook enorm leuk vonden en bij het wassen van de olifanten al rap met de rest van de bezoekers in het water belanden. Het zijn grote dieren. Wat kleine keutels zelfs van drie niet heel volwassen dieren, is al gauw een kruiwagen vol.

Reacties

Reacties

diana

hallo Ross,Wally Desi en Isabelle
wat heerlijk om jullie verslagen te lezen. ik krijg zin om ook die kant op tegaan. lijkt me wel erg vermoeiend al die aktiviteiten die jullie daar ondernemen. Geweldig hoor. de tijd schiet al weer op dus geniet er nog even van knuffel van mij

rob

cool zeg in de jugel

rob

jij hebt heel wat gedaan

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!